Bijwerkingen van opioïden behandeling

Samenvatting

In deze FTO-Online videospecial bespreken MDL-arts Ric Jebbink en apotheker Jan Koning de diagnostiek en behandeling van opioïd geïnduceerde darmdysfunctie.

Log in met uw Medi-Access om de videospecial te bekijken

Nog geen account? Nu aanmelden
Wachtwoord vergeten?

Deel videospecial

Inhoudsopgave

Bijwerkingen van opioïden behandeling

Inleiding

In de afgelopen tien jaar is het gebruik van opioïden in Nederland flink gestegen. Dit komt met name door een toename in het gebruik van oxycodon. Dit gebruik is tussen 2008 en 2017 verviervoudigd, terwijl het gebruik van andere pijnstillers vrijwel gelijk is gebleven (figuur 1).

Figuur 1 Gebruik van opioïden in Nederland (2008 – 2017).
Bron: Kalkman, 2019

Pijnbestrijding is maatwerk. Pijn is niet een abstract iets. Er komt ook emotie bij kijken en dat kan de pijn zeker beïnvloeden. Bij de behandeling van pijn is het belangrijk om op drie dingen te letten:
  • Duur (acuut of chronisch)
  • Pathogenese (nociceptief, neuropathisch, psychogeen)
  • Etiologie (oncologisch of niet-oncologisch)
In deze FTO-Online videospecial worden de bijwerkingen van opioïden behandeling besproken. Eerst wordt kort ingegaan op opioïden afhankelijkheid en de preventie daarvan. De rest van de videospecial richt zich op de diagnostiek en behandeling van opioïd geïnduceerde darmdysfunctie.

Ziektebeeld en diagnostiek

Pijnbestrijding bij het gebruik van opioïden komt tot stand door innervatie van opioïde receptoren (met name µ-receptoren) in het centraal zenuwstelsel. Deze receptoren bevinden zich ook in de periferie, met name in het gastro-intestinale stelsel, en dat zorgt voor bijwerkingen.
Een belangrijke bijwerking is opioïden afhankelijkheid. De NHG-standaard pijn is hier in 2018 op aangepast en stelt:
  • Wees terughoudend met het gebruik van opioïden bij patiënten die gevoelig zijn voor middelenafhankelijkheid of bij patiënten met psychische aandoeningen
  • Houd de dosering van opioïden zo laag mogelijk bij patiënten met chronische, niet aan kanker gerelateerde, pijn.
  • Bouw zo snel mogelijk af
  • Bespreek de nadelen van opioïden met de patiënt
Een tweede veelvoorkomende bijwerking is obstipatie. Meer dan de helft (50 – 87%) van de patiënten heeft last van obstipatie. In de darm bevinden zich twee zenuwbanen die vol zitten met µ-receptoren. Innervatie van deze receptoren leidt tot:
  • Verminderde gastro-intestinale mobiliteit
  • Verhoogde vochtabsorptie
  • Verminderde intestinale secretie
  • Verhoogde sfinctertonus
Obstipatie heeft voor veel patiënten een grote impact op de kwaliteit van leven en dus is het belangrijk om deze bijwerking tijdig te herkennen en te erkennen. De klassieke definitie van obstipatie omvat harde ontlasting, dagen overslaan en persen. Maar obstipatie kan zich ook uiten in de vorm van (verstoppings)diarree in combinatie met boeren, winden en misselijkheid. De Bristol-stoelgangschaal (figuur 2) kan helpen om de klachten bespreekbaar te maken met de patiënt.

Figuur 2 Bristol-stoelgangschaal.
Bron: Lewis, 1997

Behandeling

De eerste stap in de behandeling richt zich op niet-medicamenteuze adviezen zoals voldoende drinken, vezelrijk eten, lichaamsbeweging en het bijhouden van een defecatiedagboek. Bij patiënten met pijn die opioïden gebruiken, kunnen eten, drinken en bewegen uitdagingen zijn waardoor deze stap lastig is. Daarom wordt er bij het voorschrijven van opioïden vaak direct gestart met een laxans, meestal macrogol of lactulose. De werking van het laxans moet goed gecontroleerd worden en effectiviteit dient in ieder geval binnen drie weken te worden vastgesteld. Heeft de behandeling onvoldoende effect dan is overschakelen naar een ander werkingsmechanisme noodzakelijk. Voor een overzicht van middelen, ingedeeld op werkingsmechanisme, zie tabel 1.

Tabel 1 Laxantia ingedeeld op werkingsmechanisme

Een nieuwe behandelingsgroep wordt gevormd door de PAMORA’s: µ-opioïde receptor antagonisten. Dit zijn perifeer werkende middelen die wel invloed hebben op de gastro-intestinale bijwerkingen maar niet op de pijnstilling zelf. In Nederland zijn twee PAMORA’s beschikbaar, namelijk methylnaltrexon en naloxegol. Methylnaltrexon wordt subcutaan toegediend, naloxegol kan oraal worden gegeven. Bij beide middelen zijn de bijwerkingen mild tot matig.

Conclusie en casuïstiek

  • Het aantal oxycodon gebruikers is in de afgelopen tien jaar bijna verviervoudigd
  • Risico op verslaving/afhankelijkheid is een belangrijk aandachtspunt bij het starten van de behandeling
  • Opioïd-geïnduceerde darmdysfunctie/obstipatie komt vaak voor en moet serieus worden genomen
  • Een opioïd moet altijd samen met een laxans wordt gestart
  • Controle effectiviteit laxans na drie dagen tot twee weken (afhankelijk van klachten)
  • Bij onvoldoende effect laxans: overstappen naar/toevoegen van middel met ander werkingsmechanisme
  • PAMORA’s (naloxegol en methylnaltrexon) zijn nieuwe behandelingsopties
  • Goede communicatie is de sleutel tot een succesvolle behandeling