Chronische nierschade (CNS) komt in Nederland bij ruim 12% van de bevolking voor.1 Nierschade kan veel verschillende oorzaken hebben. Symptomen ontstaan vaak pas als de nieren al ernstig beschadigd zijn waardoor vroegtijdige herkenning moeilijk is. Vroegtijdig opsporen en adequaat behandelen leidt tot voorkomen of vertragen van additionele schade aan de nieren. De hoeksteen van de behandeling van chronische nierschade was vele jaren een natriumbeperkt dieet en renine-angiotensine-aldosteron-systeem -remmers (RAAS-remmers). Met de komst van onder andere natrium-glucose-cotransporter-2-remmers (SGLT2-remmers) lijkt hier verandering in te komen.
In deze FTO-Online publicatie worden, op basis van wetenschappelijke informatie en algemeen geldende richtlijnen, handvatten geboden voor het medisch handelen met betrekking tot chronische nierschade. De behandeling van acute nierinsufficiëntie en secundaire metabole complicaties wordt buiten beschouwing gelaten.
Om de oorzaak van de nierschade te achterhalen moet er anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek verricht worden. Naast de bepaling van de nierfunctie dienen er bij voorkeur een urine dipstick en elektrolytbepalingen te worden verricht. Op indicatie kan microscopische beoordeling van het urinesediment en echografie van de nieren worden overwogen. Serologisch onderzoek en/of een nierbiopsie in de analyse naar het vinden van de oorzaak worden meestal in de tweede lijn verricht. Er dient onderzocht te worden of extrinsieke factoren, zoals mogelijk nefrotoxische medicatie (gebruik van niet-steroïdale anti-inflammatoire middelen; NSAID’s) of dehydratie, een oorzaak kunnen zijn. Bij oudere mannen is obstructie van de urinewegen, als gevolg van een vergrote prostaat, een frequent voorkomende oorzaak van achteruitgang van de nierfunctie. Bij verhoogde albuminurie dienen ook niet-nefrogene oorzaken te worden uitgesloten. Dit zijn bijvoorbeeld koorts, urineweginfectie, ontregelde diabetes mellitus, manifest hartfalen, zware lichamelijke inspanning en een recent doorgemaakt epileptisch insult (figuur 1).
Figuur 1 Stroomschema diagnostiek chronische nierschade.
Bron: NHG-standaard Chronische nierschade, 20186
Figuur 2 Indeling stadia chronische nierschade (CNS) en aanbevolen controlefrequentie.
Bron: NHG-standaard Chronische nierschade, 20186
Tabel 1 ZeerHoogrisicopatiënten.
Bron: NHG-standaard Diabetes Mellitus type 2, 202110
Figuur 3 Stroomschema voor de behandeling van zeerhoogrisicopatiënten met diabetes mellitus type 2.
Bron: Serné, 202150
Controles en streefwaarden zijn terug te vinden in de NHG-standaard Diabetes mellitus type 2.10
Tabel 2 Indicaties en vergoeding relevante SGLT2-remmers.
Er is relatief weinig ervaring met canagliflozine
Van de SGLT2-remmer ertugliflozine is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond (niet weergegeven).
Bron: diabetesgeneeskunde55; farmacotherapeutisch kompas56
GLP-1-ra’s zijn glucoseverlagende middelen. GLP-1 is een eiwit dat wordt geproduceerd in de darm, en vrijkomt na het eten van een maaltijd. Patiënten met diabetes mellitus type 2 hebben een tekort aan GLP-1. De behandeling met GLP-1-ra grijpt aan op dit systeem. Behandeling met GLP-1-ra zorgt voor insulineafgifte, met name na de maaltijd waardoor de bloedglucose niet stijgt, een vertraagde maagontlediging, een verzadigd gevoel en daardoor gewichtsverlies. Ook leidt het, met name in de eerste twee maanden na starten van de behandeling, vaak tot bijwerkingen van het maag-darmstelsel; misselijkheid, soms braken, zuurbranden, diarree of obstipatie, en buikpijn. Na de twee maanden zijn deze bijwerkingen meestal verdwenen.
Figuur 4 Beleid bij chronische nierschade (CNS).
Bron: NHG-standaard Chronische nierschade, 20186
Meneer Bernhard, 59 jaar, is bekend met hypertensie en slikt daarvoor enalapril 1 dd 10 mg. Hij komt voor de controle bij de POH. De POH vraagt of hij klachten heeft en meneer Bernhard geeft aan meer vermoeid te zijn de laatste tijd.
Bij lichamelijk onderzoek vindt u geen bijzonderheden. De bloeddruk is 130/80 mmHg.
1. Wat wilt u verder nog weten?
U wilt onder andere weten hoe het gewichtsbeloop de laatste tijd is gegaan, hoeveel meneer Bernhard beweegt, of hij rookt en hoeveel drop en zout hij binnenkrijgt.
Meneer Bernhard beweegt weinig, rookt 8 tot 10 sigaretten per dag, eet geen drop en let niet op zijn zoutgebruik/zoutinname.
2. Wat is uw volgende stap?
U besluit tot bloed- en urineonderzoek. U laat het lab bij meneer Bernhard glucose, HbA1c, eGFR en de ACR bepalen.
U krijgt de volgende uitslagen terug van het laboratorium:
3. Wat valt hier op?
De eGFR is lager dan 60 ml /min/1,73 m2. De ACR is 4,4 mg/mmol wat wijst op een matig verhoogde albuminurie. Er is dus sprake van nierschade.
Het beloop van de nierfunctie in de afgelopen periode is als volgt:
Datum: eGFR:
December 62 ml/min/1,73 m2 (80-)
April 59 ml/min/1,73 m2 (80-)
Juli 53 ml/min/1,73 m2 (80-)
November 57 ml/min/1,73 m2 (80-)
Heden (april) 51 ml/min/1,73 m2 (80-)
4. Wat is uw diagnose?
Er blijkt sprake te zijn van progressieve chronische nierschade want in de afgelopen 1,5 jaar tijd is de eGFR met 11 ml/min/1,73 m2 gedaald (dus > 5 ml/min/1,73 m2 per jaar, vastgesteld met ten minste drie metingen in een jaar) en daarbij is sprake van een verslechtering in het stadium van nierschade namelijk van G2 naar G3a.
5. Wat zijn uw (niet-medicamenteuze) adviezen en hoe legt u dit uit aan meneer Bernhard?
6. Welke medicijn schrijft u voor?
Hier is, volgens tabel 1 van de NHG-standaard Diabetes Mellitus type 2, sprake van een patiënt met diabetes type 2 met een zeer hoog risico.10 Het advies is om te starten met een SGLT2-remmer (zie ook Behandeling).
7. Wat legt u aan meneer Bernhard uit bij het starten van het medicijn?
Voor de uitleg aan een patiënt, bij het starten van een SGLT2-remmer, kan gebruik worden gemaakt van het SGLT2-remmer invulformulier (https://www.rhogo.nl/admin_assets/downloads/Formulier-SGLT2-remmer.pdf?1640096524). Op het informatiedeel voor de patiënt staat onder andere wat het effect is van het geneesmiddel en wanneer men (tijdelijk) dient te stoppen met gebruik.69
8. Wanneer vraagt u meneer Bernhard terug te komen voor controle?
Voor zijn nierfunctie: tweemaal per jaar (figuur 2).
Voor zijn diabetes: viermaal per jaar, zoals aangegeven in de NHG-standaard Diabetes mellitus type 2.10
Volgens de NHG-standaard Chronische nierschade is het aan te bevelen om in de eerste lijn de controlemomenten samen te laten vallen met de reguliere controles voor diabetes mellitus en cardiovasculair risicomanagement (figuur 2).
Mevrouw van Veen van 63 jaar, bekend met diabetes mellitus type 2 sinds vijf jaar, komt voor controle bij de POH. Zij heeft geen cardiovasculair event doorgemaakt.
Mevrouw van der Veen gebruikt de volgende medicatie:
Haar bloeddruk is 155/86 mmHg.
U heeft verder de volgende uitslagen van het laboratorium tot uw beschikking:
1. Wat wilt u op dit moment nog weten van mevrouw van der Veen?
U wilt weten hoeveel mevrouw van Veen beweegt, of zij rookt en hoeveel drop en zout de patiënt binnenkrijgt.
Mevrouw van der Veen rookt zes à acht kleine sigaartjes per dag, beweegt volgens eigen zeggen ‘normaal’, eet geen overmatige hoeveelheden drop en let niet op haar zoutgebruik/inname.
2. Welk stadium nierschade heeft mevrouw van der Veen en tot en tot wat voor risico leidt dat volgens de NHG-standaard Chronische nierschade?
De ACR is met 1,2 mg/mmol niet afwijkend. Bij mevrouw van der Veen is er nu naast diabetes mellitus type 2 sprake van chronische nierschade stadium G3aA1. De nierfunctie is mild tot matig afgenomen. Er is sprake van een mild verhoogd risico (zie ook kleurcode geel, figuur 4).
3. Wilt u op dit moment nog meer weten van mevrouw van der Veen?
In het kader van extrinsieke factoren dient altijd gevraagd te worden naar nefrotoxische medicatie. Dit geldt met name voor NSAID’s die vaak gebruikt worden en OTC-medicijnen (‘over the counter’-medicijnen; vrij verkrijgbaar zonder recept).
U gaat ook na of er sprake is van:
Een primaire nierziekte/bekende onderliggende nierziekte (een bekende auto-immuunziekte in de voorgeschiedenis, recidiverende pyelonefritis, vesico-uretrale reflux, nefrectomie)
Een familiaire nierziekte zoals de ziekte van Alport of cystenieren
4. Welke laboratoriumgegevens wilt u verder nog bekijken?
eGFR in de tijd.
U heeft de volgende uitslagen tot uw beschikking:
Datum: eGFR:
December 52 ml/min/1,73 m2 (80-)
Maart 54 ml/min/1,73 m2 (80-)
Juli 49 ml/min/1,73 m2 (80-)
November 57 ml/min/1,73 m2 (80-)
Heden (april) 59 ml/min/1,73 m2 (80-)
5. Wat geeft de eGFR in de tijd aan?
Een tweede meting van de nierfunctie kan onderscheiden of er sprake is van acute nierinsufficiëntie of chronische nierinsufficiëntie. Beloop in de tijd laat zien of er sprake is van progressieve nierinsufficiëntie. In deze casus is er geen sprake van progressie van de chronische nierschade. Er is pas sprake van progressie van nierschade als de eGFR 25% of meer daalt ten opzichte van de eerste meting in de afgelopen vijf jaar, in combinatie met een verslechtering in stadium van nierschade dan wel een daling van de eGFR van ten minste 5 ml/min/1,73 m2 per jaar, vastgesteld met ten minste drie metingen in een jaar.
6. Welke factor(en) zou bij mevrouw van der Veen de chronische nierschade kunnen hebben veroorzaakt?
Zowel de verhoogde bloeddruk, als de aanwezigheid van diabetes zijn etiologische factoren voor chronische nierschade.
7. Wat moet u op niet-medicamenteus gebied allemaal doen in deze situatie als het gaat om chronische nierschade en cardiovasculair risicomanagement?
8. Denkt u dat mevrouw van der Veen medicamenteus behandeld dient te worden voor de bloeddruk en wat zou u dan kunnen voorschrijven?
9. Zou u nog andere medicatie willen toevoegen?
Mevrouw van der Veen heeft een LDL van 4,1 mmol/l. De NHG-standaard Chronische nierschade raadt bij patiënten, met een LDL ≥ 2,6 mmol/l en chronische nierschade, medicamenteuze behandeling met een statine aan (risicocategorie rood) en geeft aan dat het moet worden overwogen bij een patiënt uit risicocategorie oranje. De NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement geeft aan dat medicamenteuze behandeling moet worden overwogen bij de hoog risicogroep (oranje; zie ook tabel 1 van de Praktische handleiding bij de NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement)47,70
Mevrouw Pacinossy, 74 jaar, komt voor controle bij de POH op het cardiovasculair spreekuur.
Voorgeschiedenis:
2011: Chronische nierinsufficiëntie en carpaal tunnel syndroom (CTS) rechts
2000: Hypercholesterolemie
1994: Hypertensie
Tuberculose als kind
Mevrouw Pacinossy gebruikt de volgende medicatie:
De laatste controle was zes maanden geleden:
Opvallend is de progressie van haar nierfunctieverlies:
Anamnese:
Had afgelopen jaar regelmatig een blaasontsteking welke elke keer (driemaal op geleide van een urinekweek) met een kuur nitrofurantoïne is behandeld. Bij de cystitis heeft mevrouw Pacinossy met name strangurie klachten. Er is voorheen nooit sprake geweest van cystitis.
Mevrouw eet Indonesisch en er is niets veranderd in eetpatroon. Twee maanden geleden heeft ze een week diarree gehad, daarna niet meer ziek geweest. Mevrouw heeft geen last gehad van koorts. Ze geeft aan altijd veel te drinken. Ze komt aan in gewicht. Ze was afgevallen tot 48 kg en weegt nu weer 51 kg. Mevrouw Pacinossy woog voorheen 56 kg.
Ze heeft geen last van vermoeidheid en geen angineuze klachten. Ze fietst heel veel, loopt veel, zit gewoon nooit stil.
De POH heeft patiënt naar het spreekuur van de huisarts verwezen.
* Vrouw, leeftijd 66-80 jaar68
1. Wat zou u als huisarts aan lichamelijk onderzoek verrichten?
Meet de bloeddruk. Controleer lengte en gewicht (bepaling BMI). Luister naar hart en longen. Voel de lymfeknopen, het abdomen en de extremiteiten na.
Bij lichamelijk onderzoek vindt u:
2. Wat doet u nu?
U herhaalt na een week het bloedonderzoek om acute nierschade uit te sluiten.
Een week later wordt het bloedonderzoek herhaald. U krijgt de volgende uitslagen terug van het laboratorium:
* Vrouw, leeftijd 66-80 jaar68
3. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
Er is sprake van passagère verslechtering van de nierfunctie. Oorzaken voor achteruitgang nierfunctie worden ingedeeld in prerenale, renale of postrenale oorzaken. Gezien het ziek zijn van mevrouw met diarree is er meest waarschijnlijk sprake van een prerenale component (ondervulling) geweest. Dit, in combinatie met doorgebruiken van de ATII-antagonist, kan een (tijdelijke) achteruitgang nierfunctie geven. Ook het gebruik van nitrofurantoïne kan een tijdelijke creatininestijging geven.
U heeft bij mevrouw Pacinossy een echo laten maken van de urinewegen en blaas.
De uitslag van de echo is als volgt: Rechts hypoplastische nier, links een hydronefrose met een hydro-ureter op basis van een concrement halverwege de ureter.
Figuur 5 Echografie waarop een niersteen zichtbaar is.
Bron: A. van Soest, huisarts, kaderarts Hart- en Vaatziekten en diabetes, Huisartsenmaatschap MCN Nijverdal
4. Wat doet u nu?
U besluit om mevrouw van der Veen naar de uroloog te sturen. U belt voor een afspraak op korte termijn.
Uiteindelijk wordt mevrouw op korte termijn gezien door een nefroloog.
Diagnose: Obstruerende proximale uretersteen 6 mm
Behandeling: Operatie, namelijk een uretero-renoscopie met JJ plaatsing
Meneer Alfa van 62 jaar is nog niet zo lang in de praktijk. Hij komt in verband met hoofdpijn. Meneer is bekend met hoge bloeddruk en denkt dan ook dat de hoofdpijn gerelateerd is aan de bloeddruk. U kijkt in de computer en ziet dat de vorige huisarts het dossier nog niet heeft doorgestuurd.
1. Wat doet u nu?
U besluit om eerst de anamnese af te nemen. Het gaat dan om de ziekteanamnese waarbij u dieper ingaat op de hoofdpijnklacht, wilt weten hoeveel meneer Alfa beweegt, of hij rookt en hoeveel drop en zout hij binnenkrijgt. U neemt de familieanamnese af. Ook vraagt u of meneer last heeft van cardiovasculaire klachten, naast de verhoogde bloeddruk, zoals benauwdheid en pijn op de borst.
U neemt de anamnese af en dit levert u de volgende informatie op:
Meneer Alfa denkt ongeveer 14 jaar hypertensie te hebben. Hij gebruikt nu 13 jaar amlodipine 1 dd 5 mg. Dat bevalt hem goed. Hij geeft aan van deze medicatie te hebben en de vorige huisarts zei dat de bloeddruk goed was. Hij is de laatste 2 jaar niet gecontroleerd in verband met ‘verhuisperikelen’.
Meneer Alfa geeft aan enkele malen per maand, vooral aan het einde van de dag, last te hebben van beiderzijdse knellende hoofdpijn. Hij is dan niet misselijk en het trekt snel weg. Anamnestisch zijn er geen neurologische verschijnselen.
Hij rookt niet, sport regelmatig (tweemaal per week een uur mountainbiken) en eet niet veel drop (af en toe een dropje). Hij eet ‘gezond’ volgens hemzelf. Hij let niet op zoutinname, maar geeft aan geen extra zout te gebruiken tijdens het eten.
De cardiovasculaire voorgeschiedenis is blanco. Zijn vader heeft op 53-jarige leeftijd een hartinfarct gehad, verder is de familieanamnese ook blanco. Hij is nooit benauwd, en ervaart nooit pijn op de borst.
2. Wat doet u nog meer?
Lichamelijk onderzoek.
Bij lichamelijk onderzoek vindt u:
3. Wat is uw volgende stap?
De hoofdpijn schrijft u nu af als spanningshoofdpijn. U geeft meneer Alfa meer informatie hierover. U besluit tot bloed- en urineonderzoek. U laat het lab glucose, lipiden, eGFR en de ACR bepalen. U voert ook een urineonderzoek uit (stick en indien er daarop afwijkingen worden gevonden ook sediment).
U heeft bloed en urine ingestuurd en u krijgt de volgende gegevens terug van het laboratorium:
U heeft de urine onderzocht en er blijkt geen sprake te zijn van een urineweginfectie (geen afwijkingen op de stick).
4. Welk stadium nierschade heeft meneer Alfa en tot wat voor risico leidt dat?
Er blijkt sprake te zijn van nierschade stadium G3aA1. De nierfunctie is mild tot matig afgenomen. Er is sprake van een mild verhoogd risico (gele groep). Hierbij is de kans op het ontstaan van eindstadium nierfalen drie- tot twintigmaal verhoogd en kans op ontstaan van hart- en vaatziekten tweemaal verhoogd.71
5. Wat is uw volgende stap?
U heeft besloten om na twee weken de nierfunctie opnieuw te bepalen om acute nierschade uit te sluiten.
Twee weken later wordt de nierfunctie opnieuw bepaald. U krijgt de volgende uitslag terug van het laboratorium:
6. Wat is de volgende stap die u neemt?
De eGFR is niet gedaald. Er is bij meneer Alfa dus geen sprake van acute nierschade. U heeft meneer Alfa uitgelegd dat hij drie maanden later moet terugkomen ter controle. Tevens laat u meneer Alfa geprotocolleerde thuismeting verrichten.
Meneer Alfa komt terug voor controle. De bloeddruk is dan 150/91 mmHg. Hij heeft in de week voor deze controle geprotocolleerde thuismeting verricht. De gemiddelde bloeddruk van de thuismeting is ’s ochtends 151/89 mmHg en ’s avonds 158/94 mmHg.
7. Bent u tevreden over de behandeling van meneer Alfa op dit moment en wat vertelt u aan hem?
Nee, u bent niet tevreden want er is geen verbetering. U legt uit dat de streefwaarde van de bloeddruk in dit geval <130/80 mmHG is. Tevens licht u hem voor over:
De leefstijladviezen zijn nu:6
Zie ook de NHG-Zorgmodules Leefstijl.45
Het advies naar meneer Alfa over een beperkte zoutinname bestaat uit:
Meneer Alfa wil graag de amlodipine blijven gebruiken en u besluit om de dosis op te hogen tot 1 dd 10 mg. U spreekt een controlemoment af over drie maanden.
Na vijf jaar ziet u meneer Alfa terug. Hij heeft een tweede huis in Spanje en verblijft daar veel en langdurig. Het is hem niet gelukt om eerder te komen. Zijn medicatie is in Spanje geïtereerd door een Spaanse arts. Zijn bloeddruk is 151/84 mmHg en zijn gewicht is toegenomen naar 117 kg.
U heeft de volgende uitslagen van het laboratorium tot uw beschikking:
Er is geen sprake van een cystitis (geen afwijkingen op de urinestick).
8. Welk stadium nierschade heeft meneer Alfa en hoe luidt de beschrijving van het risico?
Er blijkt sprake te zijn van nierschade stadium G3aA2. De nierfunctie is mild tot matig afgenomen. Volgens de NHG-standaard Chronische nierschade leidt dat tot een matig verhoogd risico (zie ook kleurcode oranje, figuur 4). Hierbij is de kans op het ontstaan van eindstadium nierfalen twintig- tot zeventigmaal verhoogd en kans op ontstaan van hart- en vaatziekten twee- tot viermaal verhoogd71
9. Wat zijn uw adviezen ten aanzien van de medicatie volgens de NHG-standaard Chronische nierschade en de NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement?
U besluit de amlodipine om te zetten naar perindopril/amlodipine 1 dd 5/5 mg. U stelt voor om een statine te gaan gebruiken. Dit wil meneer Alfa niet. Hij hoort daar alleen maar slechte verhalen over.
Meneer Alfa komt gedurende drie jaar nu jaarlijks voor controle. Hij heeft inmiddels sinds twee jaar atriumfibrilleren.
De cardioloog heeft de volgende medicatie voorgeschreven:
Tevens gebruikt heer Alfa nog steeds perindopril/amlodipine 1 dd 5/5 mg.
U heeft bloed en urine ingestuurd en u krijgt de volgende uitslagen terug van het laboratorium:
10. Wat dient u, volgens de NHG-standaard Chronische nierschade, te weten over medicatiebewaking bij patiënten met chronische nierschade?
Denk bij het voorschrijven van (renaal geklaarde) medicatie aan dosisreductie/aanpassing om toxiciteit te voorkomen (door de verlaagde klaring bij chronische nierschade is de werkzame spiegel sneller bereikt, zo ook de toxische grenswaarde). Denk aan nefrotoxische medicatie: hierdoor kan acute verslechtering van de nierfunctie ontstaan.
Maak bij het vaststellen van chronische nierschade met een eGFR < 60 ml/min/1,73 m2 een International Classification of Primary Care-code (ICPC-code) aan voor nierinsufficiëntie en activeer de medicatiebewaking in het Huisarts Informatie Systeem (HIS). Pas zo nodig de dosering aan van bekende en nieuwe medicatie op grond van de adviezen in het HIS. Overleg zo nodig met de internist-nefroloog en/of apotheker. Overweeg of heroverweeg de noodzaak van het gebruiken van medicatie die de nierfunctie negatief kan beïnvloeden en voorkom het gebruik van nefrotoxische medicatie.
11. Moet u de medicatie van meneer Alfa nu aanpassen?
Ja. U besluit om het volgende aan te passen: