COPD: Fenotypering en behandeling

Samenvatting

In deze FTO-Online videospecial krijgen huisartsen en apothekers informatie over fenotypering en behandeling van COPD.

Onderwerpen

Log in met uw Medi-Access om de videospecial te bekijken

Nog geen account? Nu aanmelden
Wachtwoord vergeten?

Deel videospecial

Inhoudsopgave

COPD: Fenotypering en behandeling

Inleiding

De ‘klassieke’ COPD-patiënt is wat ouder, hoest vaak, is kortademig en heeft een laag inspanningsvermogen. Vaak spelen roken, meeroken of luchtvervuiling een rol bij de aandoening. Hoewel patiënten er aan de buitenkant vergelijkbaar uitzien, spelen er aan de binnenkant verschillende processen. Er zijn dan ook meer dan twintig COPD-fenotypes. Juiste fenotypering van patiënten is van belang voor een goede behandeling.
In deze FTO-Online videospecial worden de fenotypering en behandeling van COPD besproken aan de hand van een drietal casussen.

Casus I

Patiënt 1 is een man van 67 jaar, die vroeger werkzaam was als hovenier. Hij heeft zijn hele leven gerookt en heeft sinds drie jaar last van kortademigheid, weinig inspanningsvermogen en angstklachten. Hij gebruikt zo nodig salbutamol. Uit anamnese en onderzoek komt naar voren:
  • FEV1 van 1,0 L; 31,4% van voorspeld
  • CCQ 2.2
  • BMI 24
  • Nooit exacerbaties
Prof.dr. van der Molen en dr. van Geffen bespreken de klachten en behandeling van deze patiënt. Het gaat in dit geval om klachten die veel voorkomen bij COPD-patiënten en die dus vaak gezien worden in de dagelijkse praktijk. Behandeling met LABA of LAMA (of een combinatie) is in veel gevallen voldoende om de klachten te behandelen. ICS is niet geïndiceerd.

Casus II

Patiënt 2 is een man van 60 jaar, die werkzaam is als metaalbewerker. Hij rookt sinds zijn veertiende en heeft altijd wel wat klachten gehad. De klachten (hoesten en allergie) zijn recent erger geworden en hij heeft nu met name last van kortademigheid. Hij gebruikt soms ICS/LABA en vaak salbutamol. Uit anamnese en onderzoek komt naar voren:
  • FEV1 van 1,83 L; 56% van voorspeld
  • CCQ 1.4
  • MRC 2
  • BMI 28
  • Zelden exacerbaties
Prof.dr. van der Molen en dr. van Geffen bespreken bij deze patiënt wat het kernprobleem is. Gaat het om een rokende astmapatiënt of om een COPD-patiënt met lichte astmaklachten? In het eerste geval is medicamenteuze behandeling met ICS en luchtwegverwijder geïndiceerd. In het tweede geval moet vooral worden ingezet op stoppen met roken.

Casus III

Patiënt 3 is een man van 67 jaar, die vroeger werkzaam was als boer. Hij heeft vaak bronchitis gehad (gemiddeld meer dan twee maal per jaar), maar heeft geen allergie. Er is geen sprake van comorbiditeit. De belangrijkste klacht op dit moment is hoesten. De patiënt gebruikt geen longmedicatie en is net gestopt met roken. Uit anamnese en onderzoek komt naar voren:
  • FEV1 van 1,73 L; 62,2% van voorspeld
  • CCQ 1.2
  • MRC 2
  • Veel exacerbaties
Prof.dr. van der Molen en dr. van Geffen bespreken hier een patiënt met een aanvankelijk lichte ziektelast, die door de vele exacerbaties toch een zware ziektelast blijkt te hebben. Dit is een kwetsbare groep patiënten, die bij voorkeur minstens één keer gezien moeten worden in de tweede lijn. Behandeling bestaat uit LABA en/of LAMA, in combinatie met ICS, en is gericht op het voorkomen van een longaanval.

Conclusie

In deze videospecial zijn een aantal COPD-fenotypes besproken. Hierbij is gekozen voor de fenotypes die belangrijk zijn en die consequenties hebben voor de behandeling in de dagelijkse praktijk. De rol van ICS bij de behandeling van COPD kwam aan bod binnen de verschillende casussen. Daarnaast moet er bij het kiezen van een behandeling aandacht zijn voor kosteneffectiviteit en therapietrouw. Ook patiëntvoorkeuren zijn daarbij heel belangrijk. Sommige patiënten vinden het fijn om een all-in one-device te hebben, andere patiënten hebben juist voorkeur voor twee, drie of vier losse inhalatoren. Na het voorschrijven van een behandeling is het goed om na te gaan of een patiënt de medicatie op een goede manier kan gebruiken.
De eerste en tweede lijn vormen een complementair systeem bij de behandeling van COPD. Vaak is het bij het eerste contact met een patiënt al mogelijk om een longarts mee te laten kijken naar de klachten en de behandeling. Patiënten die op papier thuishoren in de eerste lijn, kunnen soms toch beter behandeld worden in de tweede lijn. Andersom gebeurt ook. Patiënten die op papier behandeld worden in de tweede lijn, maar het heel goed doen, kunnen worden terugverwezen naar de eerste lijn.