In deze FTO-Online videospecial behandelt internist-oncoloog Rutger Koornstra de werking van immuuntherapie bij kanker.
In deze FTO-Online videospecial behandelt internist-oncoloog Rutger Koornstra de werking van immuuntherapie bij kanker.
Een 58-jarige vrouw is sinds november 2018 bekend met een stadium IV heldercellig niercelcarcinoom. Ze is eerder behandeld met pazopanib 600 mg 1dd. Hierop ontstond een fraaie partiële respons gedurende 11 maanden.
Vanwege progressie van de ziekte is ze nu verwezen voor immuuntherapie in de tweede lijn.
Behandeling:
Nivolumab 480 mg, 1x/ 4 wkn
Sinds een week heeft ze progressieve malaise, last van vermoeidheid, een verminderde eetlust, duizeligheid en spierpijn. Ze bezoekt het spreekuur van de huisarts. Die constateert het volgende:
Niet acuut ziek
RR 170/95, pols 93, temperatuur 37,8°C, saturatie 98%
Bij lichamelijk onderzoek werden geen overige bijzonderheden gezien.
1. Wat is uw differentiaaldiagnose?
De patiënt heeft de volgende labwaarden:
Cortisol < 0.02
TSH/vrij T4: geen afwijkingen
Een MRI van de hypofyse toont geen afwijkingen.
Diagnose:
Secundair hypocortisolisme tgv immuungemedieerde toxiciteit (hypofysitis graad II)
De patiënt krijgt hydrocortisonsuppletie en de immuuntherapie kan gecontinueerd worden.
2. Moet de huisarts dit kunnen behandelen?
Nee, dat hoeft zeker niet, maar wees er wel bedacht op. Weet dat dit een veelvoorkomende bijwerking is die wel behandeld moet worden, maar geen reden is tot het staken van de immuuntherapie. Het vroegtijdig herkennen van deze bijwerking en het snel kunnen starten met behandelen leidt tot een eenvoudigere behandeling en een sneller herstel.