Atriumfibrilleren of AF is na extrasystole de meest voorkomende hartritmestoornis. Vaak is er bij AF sprake van comorbiditeit. AF kan klachten veroorzaken, maar klachten kunnen ook afwezig zijn. Atriumfibrilleren verhoogt het risico op ernstige complicaties zoals een CVA. In deze FTO-Online Special gaat Monique Tjon-a-Tsien in diverse video’s in op het gebruik van antistollingsmiddelen bij atriumfibrilleren. Er is onder andere aandacht voor de diagnostiek van AF, risicofactoren en de stollingscascade. Speciale aandacht is er voor de direct-werkende anticoagulantia (DOAC’s). U krijgt handvatten om de NHG-standaard Atriumfibrilleren in de praktijk toe te passen.